Ooit woonde in Rotterdam een reus, hij heette Rigardus Rijnhout en overleed een jaar voordat ik geboren werd, in 1959. Hij was 2 meter 37 lang door een groeistoornis en was een bezienswaardigheid in Rotterdam.Hij verdiende de kost als levende reclamezuil.Alhoewel er zelfs een standbeeld van hem staat in het Oude Westen van Rotterdam schrijf ik niet over deze stadsreus . Door op de link te klikken kun je wel het verhaal lezen van de reus van Rotterdam, [de afbeelding hieronder komt van die website.]
Stadsreus in de vlinderstruik
Zaterdagmorgen vroeg ging ik snel even komkommers plukken voor het zoetzuur bij de Roti die ik voor de hele familie maakte omdat onze kleinzoon jarig was. Ik liep langs de vlinderstruik of ik daar nog een vlinder zag, maar nee. Het was bewolkt en wat nevelig. Geen vlinder te bekennen in de tuin.Afgelopen week zag ik een klein blauw vlindertje maar had toen geen telefoon of camera bij mij. Ik hoop steeds hem weer te zien………
Mijn oog viel wel op een groot insect op een bloem. Stapje voor stapje ging ik dichterbij, hij bleef lang zitten totdat hij floep, weg was.De foto’s maakte ik met mijn telefoon.
Zweefvlieg
De stadsreus wordt groter dan de meeste andere soorten zweefvliegen en kan een lengte van 2,5 centimeter bereiken. Hij leeft zoals alle zweefvliegen van nectar en stuifmeel. Het dier kan niet steken, maar lijkt door grootte en kleuren op de wel van een angel voorziene hoornaar (Vespa crabro). Deze voordeel biedende gelijkenis met andere een soort wordt mimicry genoemd. Andere zweefvliegen lijken door een zwart-gele bandering meer op kleinere soorten wespen, of door een dichte beharing meer op hommels. Belangrijke verschillen zijn de slanke ‘wespentaille’ die zweefvliegen niet hebben en de schichtige vliegbewegingen. Een echte hoornaar vliegt zigzaggend en vloeiender. Ook zijn de ogen van een wesp meer langwerpig van vorm, en die van de zweefvlieg bijna rond. De stadsreus heeft een geel achterlijf met dunne zwarte dwarsstrepen, een bruinoranje glanzend borststuk en een gele kop.
Larve van de stadsreus
De ontwikkeling van de larve is anders dan bij de meeste zweefvliegenlarven. Die eten bladluizen, maar de larve van de stadsreus leeft op de bodem van een bewoond wespennest. Hier voedt hij zich voornamelijk met afval, zoals dode wespenlarven en stervende wespen, en richt er dus geen schade aan. Hoe de weerloze zweefvlieg in staat is om zonder herkend en gedood te worden het wespennest binnen te dringen om eitjes te leggen is niet bekend. Ook de zich na een paar dagen ontwikkelende larven lopen geen gevaar. Ze overwinteren in het inmiddels door de wespen verlaten nest. De volgende zomer verpoppen ze tot een nieuwe generatie stadsreuzen.
Leefgebied
De stadsreus komt voor in centraal en zuidelijk Europa, noordelijk Afrika en Azië inclusief Japan. In Nederland en België is de soort niet overal algemeen. Hij heeft een voorkeur voor een stedelijke omgeving, vandaar de naam. Het dier was in de twintigste eeuw in de Lage Landen nog zeldzaam, maar tegelijk met het warmer worden van de zomers wordt hij steeds vaker gezien. Ook in onze tuin dus, ondanks de dit jaar, niet zo warme zomer!
gebruikte bron: Wikipedia